Sacre du Printemps
Sacre du Printemps
23 maart 2014 14.30u
Nieuwe Kerk aan het Spui – Den Haag
Ciconia Consort o.l.v. Dick van Gasteren
Programma:
Otto Ketting – Souvernirs du Printemps
Aaron Copland – Appalachian spring
Igor Stravinsky – Apollon musagète
De titel van dit programma ‘Sacre du Printemps’ is een knipoog naar het grote werk van Igor Stravinsky, dat in 2013 zijn honderdste verjaardag vierde met tal van uitvoeringen.
In de kunst is het vooral de balletwereld die veel aandacht besteedt aan rituelen van de lente.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat een groot deel van dit concertprogramma bestaat uit suites van originele balletmuziek.
De werken van Stravinsky en Copland hebben meer gemeen dan enkel hun taak als balletbegeleiding. Beide werken werden gefinancierd door, en geschreven in opdracht van de ‘Elizabeth Sprague Coolidge Foundation’ en beide werken werden ook voor het eerst uitgevoerd in de Library of Congress te Washington. De sfeer van de Amerikaanse oostkust uit de eerste helft van de twintigste eeuw en de bijzondere samenwerking tussen Elizabeth Sprague Coolidge Foundation’ en de ‘Library of Congress’ in Washington DC zullen tijdens dit concert nader belicht en geïllustreerd worden.
Otto Ketting (1935-2012) ‘Souvenirs du Printemps’.
Allereerst zal het Ciconia Consort aandacht besteden aan de in december 2012 overleden Nederlandse en Haagse componist Otto Ketting. Zijn ‘Printemps’ lijkt welhaast de ideale opmaat tot de grote werken van Stravinsky en Copland. Ketting kan worden gezien als de ultieme synthese tussen de Weens decadente laatromantiek (meestal geassocieerd met Berg) en het moderne Amerikaanse heldendom van Stravinsky waarbij een portie Hollandse nuchterheid wordt gecombineerd met een flinke dosis poëzie alsook met invloeden van de jazz, zoals Copland die in zijn muziek heeft verwerkt.
Otto Ketting werd geboren als zoon van de componist Piet Ketting. Hij studeerde aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag en later bij Karl Amadeus Hartmann in München van wie het Ciconia Consort zijn prachtig Concerto funèbre voor viool en strijkorkest zal spelen in zijn volgende programma ‘Jullie hebben de oorlog niet meegemaakt’. Van 1967 tot 1974 gaf Ketting les als hoofdleraar instrumentatie en compositie, eerst aan het Rotterdams Conservatorium en daarna aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. In de jaren daarna legde hij zich meer toe op dirigeren en publiceren. Hij schreef onder andere muziek bij sommige films van Bert Haanstra (onder andere Alleman en Dokter Pulder zaait papavers), en voor de film De Anna van Erik van Zuylen.
Ketting heeft meer dan eens aangegeven dat hij zeer geïnspireerd werd door Stravinsky en in al zijn muziek waart dan ook de geest van Stravinsky.
“Ik heb een ongelooflijk wantrouwen tegen inspiratie – wat daaruit voortkomt gooi ik ook altijd weg.’ Maar tegelijkertijd streefde hij naar een ‘bepaalde emotie’: ‘Dat mag van alles zijn, het kan angst zijn, of vervoering… Dat komt vanzelf, ook als ik heel streng zit te rekenen. Bij het ordenen van een reeks akkoorden zal ik er toch altijd één akkoord tussen stoppen om de enige reden dat ik het zo’n mooi akkoord vind. In de grond ben ik toch wel een romanticus.”
Het werk ‘Souvenirs du printemps’ schreef Ketting in 2001 met financiële steun van het Fonds voor de Scheppende Toonkunst, in opdracht van Muziekcentrum Frits Philips voor het Festival der Nederlandse Strijkkwartetten. Het werk is opgedragen aan Henk Guittart van het Schönberg en Mondriaan Kwartet. Dit werk kan gelden als een van zijn meesterwerken.
Aaron Copland (1900-1990) – Appalachian spring
Het zeer toegankelijke en populaire “Appalachian Spring”, oorspronkelijk een balletwerk, kwam tot stand in opdracht van choreografe en danseres Martha Graham. Bij de première in 1944, in de Library of Congress in Washington DC, danste Martha Graham (1894-1991) zelf de hoofdrol. Copland werd in 1945 bekroond met de Pulitzer Prize for Music voor zijn prestatie.
Zowel het ballet als de muziek werden goed ontvangen bij het publiek en het werk droeg in belangrijke mate bij aan de bekendheid van Copland. In 1945 herschreef Copland het balletwerk tot een orkestrale suite.
Oorspronkelijk luidde Copland’s titel voor het werk eenvoudigweg Ballet voor Martha. Kort voor de première stelde Graham de titel ‘Appalachian Spring’ voor, een zin uit het gedicht, ‘The Dance’ uit het boek ‘The Bridge’ van Hart Crane.
O Appalachian Spring! O Appalachian Spring! I gained the ledge;
Steep, inaccessible smile that eastward bends
And northward reaches in that violet wedge
Of Adirondacks!
Omdat Copland de muziek componeerde zonder te weten wat de titel zou gaan worden, was hij vaak geamuseerd als mensen hem vertelden dat hij zo prachtig de lenteschoonheid van de Appalachen in zijn muziek uitbeeldde. In het gedicht, dat gaat over een viering van de Amerikaanse pioniers in de 19e eeuw na de bouw van een nieuwe Pennsylvania boerderij, betekent het woord ‘Spring’ een waterbron en in plaats van lente.
Hoewel de Appalachian Spring dus geen verwijzing naar of uitbeelding van de lente is, geeft het werk onmiskenbaar het Amerikaanse landschap en de Amerikaanse idealen weer; open velden en eindeloze mogelijkheden.
Igor Stravinsky (1882-1971) – Apollon musagète
Stravinsky’s Apollon musagète is een ballet in twee scènes voor strijkorkest. Het werk werd voor het eerst uitgevoerd in de Library of Congress te Washington op 27 april 1928, evenals Appalachian Spring van Copland. De Europese première volgde bijna twee maanden later onder leiding van de componist in Parijs. Apollon én Appalachian spring werden beiden geschreven in opdracht van (en gefinancierd door) de Elizabeth Sprague Coolidge Foundation.
Stravinsky koos als hoofdthema Apollo, de leider van de muzen, waarvan hij er drie voor zijn ballet koos: Kalliope (muze van het heroïsche epos), Polyhymnia (muze van de mimische kunst) en Terpsichore (muze van de dans en de lyrische poëzie). Het moest een werk worden zonder grote contrasten, behalve contrasten in dynamiek, en zonder grote emoties, een ‘wit ballet’ zoals Stravinsky het noemde. Juist die afwezigheid van heftige emoties geeft Apollo zijn kenmerkend serene karakter. Het echte onderwerp van Apollon was volgens Stravinsky (Dialogues) de verskunst, met de basis ritmische patronen van de jambe (gepunteerd: lang-kort, lang-kort) en de trochee (omgekeerd gepunteerd of lombardisch: kort-lang kort lang). Apollo is volgens Stravinsky zelf een eerbetoon aan de Franse 17e eeuw, en, met zijn muzikale alexandrijnen, in het bijzonder aan Jean Racine.