Musique de la republique
Ciconia Consort
Dick van Gasteren, dirigent
Pieter Wispelwey, cello
Zaterdag 2 juni 2018 20.15 uur,
Nieuwe Kerk, Spui 175 Den Haag
concert met educatieve kinderopvang (4-10 jaar)
Entree: EUR 28 / EUR 25,50 Uitpas/ EUR 10 < 27 jaar/EUR 2,50 t/m 12 jaar
Diner-concert-arrangement Pavlov: combiticket EUR 50
Bestel kaarten online of via 070 88 00 333
Programma:
Arthur Honegger, ‘Hymne pour Dixtuor a cordes’ (1920)
Camille Saint-Saens, Sarabande opus 93 (1892)
Igor Stravinsky, ‘Suite Italienne’ voor cello en strijkorkest (1932)
Guillaume Lekeu, Adagio (1891)
Charles Koechlin, ‘Sur les flots lointains’ (1933)
Arthur Honegger, Symfonie a cordes nr 2 (1942)
Dit lustrumjaar zal worden afsloten met een bijzonder en feestelijk concert in samenwerking met de wereldberoemde cellist Pieter Wispelwey. Pieter Wispelwey behoeft weinig introductie. Zijn fabelachtige cellospel mag genoegzaam als bekend worden verondersteld en het is dan ook een buitenkans deze grote kunstenaar te horen in het neoklassieke ‘Suite Italienne’ van Stravinksy, een buitengewoon optimistisch werk met een knipoog naar de Franse style galante en de Italiaanse barokmuziek van Pergolesi.
Het programma, met werken afkomstig uit het in Nederland nog steeds meest populaire vakantieland, mag gelden als voorbereiding en opmaat voor een CD-opname met Franse strijkerswerken en geeft ons vaste Haagse publiek als eerste de kans deze werken live te horen. Het Ciconia Consort zal een muzikaal pleidooi voeren voor de prachtige en aangrijpende ‘Symfonie a Cordes’ van Arthur Honegger, geschreven in de oorlog als aanklacht tegen het totalitaire gedachtegoed van de nazi’s met in het laatste deel een prachtige ode aan de vrijheid en een soeverein Frankrijk.
Het prachtige serene werk van Koechlin waarvan het Ciconia Consort twee jaar geleden de Nederlandse première verzorgde werd door u enthousiast ontvangen, reden voor het Ciconia Consort het werk nogmaals te programmeren.
Pieter Wispelwey cellist
Pieter Wispelwey studeerde cello bij Anner Bijlsma, gevolgd door lessen van Paul Katz in de Verenigde Staten en William Pleeth in Groot-Brittannie. In 1992 werd hem als eerste cellist en veelbelovende jonge muzikant, de Nederlandse muziekprijs uitgereikt.
Zijn debuut cd in 1990 voor Channel Classics Records met Bachs Cellosuites werd lovend ontvangen. Nieuwe cd-opnamen volgden met muziek van Britten, Beethoven, Brahms, KodA?ly. Zijn indrukwekkende discografie onder de labels ‘Channel Classics’, ‘Onynx’ en ‘Evil Penguin Classics’ kent inmiddels meer dan 20 albums, waaronder het celloconcert van Walton (Sydney Symphony Orchestra / Jeffrey Tate), Prokofiev’s Symphonie Concertante (Rotterdams Philharmonisch Orkest / Sinaisky), Brittens Cello Symphony (Symfonieorkest Vlaanderen / Seikyo Kim) en unieke werken van Schubert voor cello en piano (Fantasy D934 Grand Duo D574, Arpeggione Sonata) op historische instrumenten.
Pieter Wispelwey voelt zich net zo thuis op de moderne cello als de barokcello. Hierin is hij uitzonderlijk, aangezien het spelen op darmsnaren een andere techniek vereist dan op staal. Zijn stilistisch bewustzijn, originele interpretaties, fenomenale technische beheersing en de wil om alles uit te willen voeren en op te nemen, maken hem tot een prominent cellist van deze tijd.
Wispelwey’s carrière strekt zich uit over vijf continenten en hij verscheen als solist met werelds toonaangevende orkesten als de Boston Symphony Orchestra, Dallas Symphony Orchestra, Tokyo Philharmonic Orchestra, Sydney Symphony Orchestra, London Philharmonic Orchestra, BBC Symphony Orchestra, Orchestra of the Age of Enlightenment, Gewandhaus Orchester Leipzig. Met grote regelmaat verzorgt hij optredens in Londen (Wigmore Hall), Parijs (Chatelet, Louvre), Amsterdam (Het Concertgebouw, Muziekgebouw), Brussel (Bozar), Berlijn (Konzerthaus), Milaan (Societta del Quartetto), Buenos Aires (Teatro Colon), Sydney (de Utzon Room), Los Angeles (Walt Disney Hall) en New York (Lincoln Center).
Pieter Wispelwey bespeelt een Giovanni Battista Guadagnini cello uit 1760 en een Rombouts barok cello uit 1710.
Arthur Oscar Honegger (1892-1955) studeerde viool en muziektheorie aan het conservatorium van Zürich. In 1911 vervolgde hij zijn studie aan het befaamde Conservatoire National Supérieur de Paris bij onder anderen Widor en d’Indy. In 1918 sloot hij zijn studie af en schreef hij het ballet Le dit des jeux du monde, dat beschouwd wordt als zijn eerste karakteristieke werk. Honegger maakte deel uit van de Groupe des Six, toch heeft zijn werk niet de voor deze groep karakteristieke speelsheid en eenvoud. Bovendien verzette Honegger zich – in tegenstelling tot de andere leden – niet echt tegen de romantiek van Wagner en Strauss, maar werd hij op latere leeftijd zelfs door deze componisten beïnvloed.
In het interbellum was Honegger erg productief: hij schreef onder andere negen balletten en drie opera’s. De opera Jeanne d’Arc au bûcher (1935) wordt gezien als één van zijn beste werken. Ook de te spelen Hymne pour dixtuor corde stamt uit deze periode. Verondersteld wordt dat hij depressief raakte door de Tweede Wereldoorlog. Toch schreef hij tussen 1940 en zijn dood enkele symfonieën (nummer 2 tot en met 5), die nog vrij regelmatig worden uitgevoerd.
Igor Stravinsky (1882-1971), Suite italienne voor cello en strijkorkest
In 1932/33 schreef Stravinsky de Suite italienne voor cello en piano die geheel gebaseerd is op zijn ballet Pulcinella. De cellist Benjamin Wallfisch maakte in 2007 een arrangement voor cello en strijkorkest. Stravinsky’s ballet Pulcinella werd geschreven in opdracht van Sergei Diaghilev. Diaghilev wilde een ballet gebaseerd op een libretto afkomstig uit de commedia dell’arte en muziek die in die tijd werd toegeschreven aan Pergolesi. Stravinsky herschreef deze oude muziek in een modernere wijze door specifieke thema’s en structuren over te nemen en er moderne ritmes, cadensen en harmonieën aan toe te voegen. Pulcinella luidde Stravinsky’s tweede fase in als componist, de neoklassieke periode. Hij schreef over Pulcinella: “Pulcinella was mijn ontdekking van het verleden, de verschijning waardoor mijn latere werk mogelijk werd. Het was een blik achterwaarts, natuurlijk – de eerste van vele liefdesaffaires in die richting – maar het was ook een blik in de spiegel.”
Charles Louis Eugène Koechlin (1867-1950) was een Frans componist en muziekpedagoog. Als kind wilde hij astronoom worden, wat zich in zijn composities weerspiegelt door de vele evocatieve nachtstukken en -stemmingen. Op 15-jarige leeftijd begon hij te componeren. Maar beide interesses – de vrije kunstenaar en de systematische onderzoeker – bleven naast elkaar bestaan.
Hij studeerde aan het Conservatoire National Supérieur de Paris onder andere bij Massenet (compositie en orkestratie) en later bij Fauré (compositie), wiens assistent hij werd van 1898 tot 1901. Meer dan alle andere docenten werd de bescheiden Fauré, het voorbeeld voor zijn esthetiek. Niet alleen Fauré, maar ook Debussy zag een belofte in de magische orkestratiekunsten van Koechlin.
Zijn eerste orkeststukken zijn impressionistische stemmingsschilderingen. Later vond hij zijn eigen stijl en werd beschouwd als tovenaar, of beter als onderzoeker van de orkestklank. Zijn onuitputtelijke fantasie en zijn methodische manier van werken gingen hand in hand, zoals zijn omvangrijke Traité de l’orchestration in vier boekdelen bewijst. Geen werk is dieper in de geheimen van de orkestbehandeling doorgedrongen.
De compositie ‘Sur les flots lointains’ is gebaseerd op het gedicht ‘Dissolution’ van Paul Claudel uit de bundel Connaissance de l’Est.
Adagio van Guillaume Lekeu (1870-1894)
De relatief onbekende componist Lekeu (want zeer jong overleden) studeerde naast muziek ook filosofie. Hij was een groot liefhebber van Wagner en nam uit Bayreuth de techniek van ‘de unendliche melodie’ mee. Veel uit Lekeu’s oeuvre wordt gekenmerkt door zwaarmoedigheid en pathetiek, gemotiveerd door het feit dat ‘vrolijkheid duizendmaal moeilijker is te schilderen dan het lijden’. In 1887 besloot hij nooit van zijn leven ‘muziekjes’ te schrijven, met de woorden: “het zal bizar zijn, ontwricht, walgelijk en al wat men wil, maar het zal tenminste origineel zijn”. Lekeu volgde privelessen contrapunt en fuga bij Cesar Franck en lessen orkestratie bij Vincent d’Indy. Bij de Prix de Rome won hij de tweede prijs met zijn cantate Andromède en 1892 was het jaar van Lekeus grote doorbraak, talloze van zijn werken werden in die periode uitgevoerd. Dit was helaas van korte duur. In de zomer van 1894 stierf hij aan paratyfus, na het nuttigen van een besmette sorbet.
Charles Camille Saint-Saëns (1835-1921) was een Frans componist, pianist en organist.
Saint-Saëns hielp aanvankelijk bij de introductie van buitenlandse componisten in Frankrijk, maar toen Duitse muziek vanaf de jaren 70 van de 19e eeuw een steeds grotere opmars in Frankrijk begon te maken, richtte hij het Société Nationale de Musique op; een organisatie die zich bezig hield met het promoten van Franse muziek en het bieden van een podium aan jonge Franse componisten.
Vanaf zijn 30ste bevond Saint-Saëns zich in de gelukkigste periode van zijn leven. Hij componeerde 12 uur per dag en wijdde zich met liefde aan het promoten van Franse muziek. In die tijd raakte hij goed bevriend met zijn leerling Fauré.
Zijn nu bekendste werk Carnaval des Animaux vond hij als serieus componist niet bij zijn imago passen en hij hield daarom een uitvoering tegen. Hoewel hij in zijn laatste levensjaren mateloos populair was buiten Frankrijk, gold dit niet in Frankrijk zelf. Zijn muziek werd door andere
componisten zwaar bekritiseerd en maakte plaats voor modernere Franse componisten als Debussy.