In naam van de roos

In naam van de roos

‘In naam van de roos’

Ciconia Consortflyer Roos website
Dick van Gasteren dirigent
mmv Haags Vocaal Ensemble
Lilian Farahani sopraan
Jean-LAi??on Klostermann tenor/Peter Gijsbertsen tenor
Marc Pantus bas/Nanco de Vries bas

Vrijdag 11 december 2015  20:15u
Grote Kerk | Marktstraat 13, Naarden
met tenor Peter Gijsbertsen en bas Nanco de Vries

Zaterdag 19 december 2015  20:15uBNG_cultuurfonds_logo 2
Theater Hanzehof | Coehoornsingel 1, Zutphen
met tenor Jean-Léon Klostermann en bas Marc Pantus

zondag 20 december 2015 14:30u
Nieuwe Kerk | Spui 175, Den Haag
met tenor Jean-Léon Klostermann en bas Marc Pantuslogo-gemeente-zutphen

Programma:
A. Foote – Suite in E opus 63 voor strijkers
A. Foote – ‘Go, lovely rose’
C. Reinecke – Serenade in g klein opus 242
F. Schubert – ‘Heidenröslein’
M. Praetorius – ‘Es ist ein Ros entsprungen’
F. Schubert – Mis nr 2 in G groot D.167

Het Ciconia Consort presenteert een bijzonder kerstconcert met o.a. de prachtige Weihnachtsmesse van Franz Schubert, geschreven in het meest succesvolle jaar van de toen 17-jarige componist. Voor deze mis zal het Haags Vocaal Ensemble samen met de solisten Lilian Farahani, Jean-Léon Klostermann (Peter Gijsbertsen in Naarden) en Marc Pantus (Nanco de Vries in Naarden) te gast zijn bij het Ciconia Consort.
De mystiek van de roos staat dit kerstconcert centraal en dirigent Dick van Gasteren vertelt u over de wereld van symboliek die schuil gaat achter deze intrigerende bloem. Met de a capella uitvoering van ‘Es ist ein Ros entsprungen’ van Michael Praetorius en de liederen ‘Go, lovely rose’ en ‘Heidenröslein’ zal het thema van de roos worden belicht. Ook hoort u zelden uitgevoerde strijkerswerken van de componisten Foote en Reinecke die behoren tot de pareltjes van ons muzikale erfgoed.

Arthur William Foote (1853 – 1937), organist, pedagoog en componist.
Bij Amerikaanse muziek wordt meestal gedacht aan muziek uit de twintigste eeuw van Ives, Antheil, Copland of Gershwin, de tijd dat de Amerikaanse klas-sieke muziek onder invloed van jazz en film een heel eigen identiteit en karakter krijgt. Dat Amerika reeds in de negentiende eeuw een belangrijke muziekcultuur kende, die aansluiting heeft op Schubert en Mendelssohn, is minder bekend.
Arthur Foote was een toonaangevend lid van een groep componisten genaamd de Boston Six, o.a met John Knowles Paine en George Chadwick, de eerste groep klassieke musici van wezenlijk belang in Amerika. Hij schreef een aantal belangrijke pedagogische werken, waaronder Modern Harmony in Its Theory and Practice en werd beschouwd als ‘decaan van Amerikaanse componisten’ begin twintigste eeuw. Footes voorliefde ging uit naar de kerk boven de concertzaal. In 1878 werd hij organist en koormeester van de First Unitarian Church in Boston, een ambt dat hij 32 jaar lang bekleedde. Foote schreef veel anthems en werken voor kerkdiensten, koorwerken en meer dan 100 liederen. Desondanks is Foote vooral nog bekend om zijn instrumentale muziek.

Carl Heinrich Carsten Reinecke (1824-1910), pianist, dirigent en componist.
Als pendant van de suite van Foote zal de strijkersserenade van een Duits/Deens tijdgenoot, Carl Reinecke worden gespeeld. Hoewel beide componisten geo-grafisch ver van elkaar verwijderd leefden, waren zij in stijl verrassend dicht bij elkaar staande vakgenoten. Beiden hadden een voor hun tijd enigszins conservatieve inslag waarbij lyriek en een eigen melodievoering voorop stonden. Niet verwonderlijk dat het accent van beide componisten ligt bij de vocale werken. Een belangrijk verschil is dat Foote zich hierbij enorm liet inspireren door de mystiek van het geloof en dat voor Reinecke (hoewel katholiek) de mystieke sprookjeswereld van Hans Christian Andersson een belangrijkere inspiratiebron was. Dit verschil klinkt ook door in de instrumentale muziek. De muziek van Foote lijkt net wat plechtstatiger dan de meer poétische muziek van Reinecke. Waar Foote veel gebruiksmuziek voor de kerk heeft geschreven lijkt de geestelijke muziek van Reinecke zich vooral te beperken tot de meer verhalende kleine bijbelse vertellingen (bijvoorbeeld zijn Biblische Bilder opus 220).
Carl Reinecke begon met componeren toen hij zeven jaar oud was. Reineckes eerste tournee in 1843 leidde tot zijn aanstelling als pianist aan het hof van Christiaan VIII in Kopenhagen. In 1851 werd hij docent aan het conservatorium van Keulen. Daarna in 1860 werd Reinecke benoemd tot dirigent van het Gewandhausorchester in Leipzig en docent compositie en piano aan het conservatorium in dezelfde stad. Tot zijn leerlingen behoorden onder anderen Edward Grieg, Leos Janacek, Isaac Albeniz, Felix Weingartner, Max Bruch en Cornelis Dopper. Hij dirigeerde er onder andere de première van Ein Deutsches Requiem van Brahms. Na zijn pensioen besteedde hij al zijn tijd aan componeren. Hij schreef meer dan driehonderd gepubliceerde werken; zijn bekendste composities zijn allen voor fluit geschreven: de fluitsonate Undine en het concert en de Ballade voor fluit en orkest.

Franz Schubert (1797-1828)
Naast vele korte religieuze werken en twee Duitstalige missen, voltooide Franz Schubert in totaal 6 Latijnse missen. Hiervan behoren de eerste vier tot zijn vroege werken: zij ontstonden in de jaren 1814-1816, tussen zijn 17e en 19e jaar en zijn duidelijk voor de eredienst bedoeld. Hij vond bij koordirigent Michael Holzer van zijn parochiekerk in
Lichtental, die zijn genie al heel vroeg had onderkend, een warme steun en de gelegenheid om zijn werken ook te laten uitvoeren, wat met veel van zijn andere werken tot het eind van zijn leven een groot probleem zou blijken. Net als bij Foote en Reinecke nemen vocale composities in het oeuvre van Schubert een belangrijke plek in, met name zijn liederen. De jonge Franz was ‘Sängerknabe’ bij de Weense hofkapel. Hier kreeg hij onder meer les in harmonie van hofkapelmeester Salieri. Nadat hij op 17 jarige leeftijd zijn eerste meesterlijke lied ‘Gretchen am Spinnrade’ had geschreven, werd het jaar 1815, het vruchtbaarste jaar van zijn leven. Vier opera’s, twee symfonieën, 144 liederen (waaronder ‘Erlkönig’ en ‘Heidenröslein’), twee missen, waaronder de uit te voeren mis nr.2 in G groot, een strijkkwartet en twee pianosonates waren het resultaat.

Haags Vocaal Ensemble
Het Haags Vocaal Ensemble is opgericht in 2003. Het ensemble wordt twee maal per seizoen samengesteld uit goede amateurzangers en (aankomende) professionals en richt zich op muziek uit alle stijlperioden. Door een mix van amateurzangers en professionele zangers ontstaat een interessante en unieke overdracht van kennis en ervaring. In juni 2012 werd deze overdracht nog breder getrokken toen met ruim 60 middelbare scholieren werd samengewerkt in het project ‘PROMISED LAND’. In november 2013 vierde het Haags Vocaal Ensemble groots zijn tiende verjaardag met het programma ‘Sprookjes en vertellingen’, een samenwerkingsproject met kinderen van de Haagse basisschool De Oase en studenten van het Koninklijk Conservatorium. Het Haags Vocaal Ensemble werkte met de dirgenten MaNOj Kamps, Erik van Nevel en Beni Csillag.

Lilian Farahani sopraan
De jonge Nederlands-Iraanse sopraan Lilian Farahani studeerde cum laude af aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag bij Sasja Hunnego. Ze won verschillende prijzen bij het Prinses Christina Concours, verzorgde solistische optredens in de Kleine Zaal Concertgebouw en Carnegie Recital Hall (New York) en maakte tournees naar Zwitserland, Canada en de Verenigde Staten.
Ze vertolkte bij Holland Opera de titelrollen van Romeo & Zeliha en Sneeuwwit en bij Opera Zuid soleerde ze in Die Zauberflöte. Sinds september 2013 maakt ze deel uit van de Dutch National Opera Academy. Daar vertolkte zij onder andere de rol van Despina (Cosi fan tutte) die zij ook zong met het Orkest van de Achttiende Eeuw. In het seizoen 2014/2015 maakte Lilian haar solodebuut bij De Nationale Opera. Ook vertolkte ze enkele liederen van Canteloube bij het Residentie Orkest. Verder zong Lilian solopartijen in werken als Petite Messe Solennelle (Rossini), Messe Solennelle (Gounod), Requiem (Fauré), Stabat Mater (Pergolesi), Elias (Mendelssohn) en Krönungsmesse (Mozart).

Jean-Léon Klostermann tenor
Jean-Léon Klostermann studeerde aan het Utrechtse Conservatorium bij Henny Diemer. Aanvankelijk combineerde hij zijn muzikale carrière met een baan als manager in het bedrijfsleven. Na een optreden als Tamino in Die Zauberflöte in een productie van de Nieuwe Opera Academie in 2002 heeft hij zich volledig op het musiceren toegelegd. Tot zijn concertrepertoire behoren de Mattheuspassion en Hohe Messe. Hij trad op als solist bij de Zaterdag Matinee, onder andere in La Fanciulla del West en Die Meistersinger.
Op het operatoneel zong hij titelrollen in L’Orfeo van Monteverdi, Alladin und die Wunderlampe van Nino Rota (Vlaamse Opera), Der Vetter aus Dingsda van Kunnecke, Don Chisciotte in Sierra Morena van Conti en Hyppolite et Aricie (Nationale Reisopera). In september 2008 debuteerde hij bij De Nationale Opera als Erscheinung eines Junglings in Die Frau ohne Schatten van Richard Strauss. Bij de Nationale Opera heeft Jean-Léon inmiddels zes rollen gezongen.

Peter Gijsbertsen tenor (Naarden)
Tenor Peter Gijsbertsen studeerde cum laude af aan het Conservatorium van Utrecht. Hij zette zijn studie voort bij vocal coach Gilbert den Broeder. Daarnaast volgde hij lessen bij Cristina Deutekom en Roberta Alexander.
Peter ontving in Glyndebourne de John Christie Award. In 2012 was hij drievoudig winnaar op het Internationaal Vocalisten Concours Den Bosch, o.a. van de hoofdprijs voor Lied waarna hij met solo recitals optrad in het Concertgebouw te Amsterdam en De Doelen te Rotterdam.
Onder zijn opera repertoire behoren o.a. principal tenor in The Fairy Queen, Lucano en Liberto in La incoronazione di Poppea, der Junge Seemann in Tristan und Isolde en The Novice in Billy Budd (Glyndebourne Festival Opera), Tamino in Die Zauberflöte (Opera Oviedo), Joe in La fanciulla del West, 2e tenor in Chant sur la mort de Haydn en Strozzi/Cavaliere in Caterina Cornaro van Donizetti (Zaterdag Matinees), Almaric in Iolanta (London Philharmonic Orchestra), Gernando in L’isola disabitata (Nationale Reisopera) en Eurimaco/ Giove in Il ritorno d’Ulisse in patria (Opera Keulen).
Onder het concert- en oratoriumrepertoire behoren onder meer de Mattheus Passion (Koninklijk Concertgebouw Orkest), Kammermusik 1958 van H.W. Henze (NDR Sinfonieorchester Hamburg), Pulcinella van Stravinsky (Rotterdams Philharmonisch Orkest) en de Vigilia van Rautavaara (Groot Omroepkoor).

Marc Pantus bas/bariton
Marc Pantus studeerde aan de conservatoria van Utrecht en Den Haag bij respectievelijk Udo Reinemann en Meinard Kraak, en aan het Steans Institute for Young Artists in Chicago (V.S.), waar hij les had van Thomas Allen, Christa Ludwig en Barbara Bonney.
Marc trad op met onder andere het Rotterdams Philharmonisch Orkest, Residentie Orkest, ASKO/Schoenberg Ensemble, Nederlandse Bachvereniging, Royal Philharmonic Orchestra en Bochumer Symphoniker.
Met zijn eigen operagezelschap ‘i piccoli olandesi’ bracht hij een serie succesvolle komische barokopera’s ten gehore, zoals Terremoto, Farfaletta e Lirone van Conti. Met het Utrechts Barok Consort voerde hij Conti’s Don Chisciotte in Sierra Morena en Telemanns Don Quichotte auf der Hochzeit des Camacho uit. Hij zong in Rossini’s Il Turco in Italia (Nederlands Blazers Ensemble) en in Honeggers Le Roi Pausole (titelrol) met Opera Trionfo.
Marc werkte mee aan de opname van de Mattheus Passie (Jezus) in een hertaling van Jan Rot met het Residentie Orkest. Verder is hij onder andere te horen op CD-opnamen van Mozart’s Clemenza di Tito (Publio) en Galliarda’s Pan & Syrinx (Pan), beide met Musica ad Rhenum o.l.v. Jed Wentz.

Nanco de Vries bariton (Naarden)
Nanco de Vries studeerde cum laude af (bas genre) aan het Utrechts Conservatorium bij Udo Reinemann. In hetzelfde jaar was hij prijswinnaar van het Christina Deutekom Concours en werd hij toegelaten tot de studie voor de Nederlandse Muziekprijs. Hij ontwikkelde zijn stem verder in het baritonvak bij de Amerikaanse tenor James McCray en maakte als Alfio in Cavalleria Rusticana zijn bariton debuut.
In het Concertgebouw Amsterdam zong hij in Die Theresien Messe, Die Schöpfung, Beethovens negende Symfonie en Janaceks Osud. Verder zong Nanco de titelrollen in Amsterdamse outdoor-concerten van Verdi`s Nabucco en MacBeth. In het buitenland was hij te horen in symfonie nr 14 van Sjostakovitsj, Requiem van Mozarts, Szenen zu Goethes Faust van Schumann en Alberich in Loriots Ring an einem Abend (Festspielhaus Salzburg).
Als vast ensemblelid aan het Meininger Staats Theater zong Nanco vele rollen als: Scarpia (Tosca), Hollander (Fliegende Hollander), Tonio (Pagliacci), Don Alfonso (Cosi fan tutte), Boris (Lady Macbeth von Mzensk), Peter (Hänsel und Gretel) en Alberich (Ring des Nibelungen).
De laatste jaren was Nanco vast verbonden aan de Komische Oper te Berlijn waar hij o.a. Balstrode (Peter Grimes), Leander (Liefde voor de drie sinaasappelen) en Mr. Gedge (Albert Herring) zong.