De Oriënt-Express
‘De Oriënt-Express’
Ciconia Consort
Dick van Gasteren dirigent
Anna Sophie Torn viool
Guus Veenendaal spreker
Programma:
E. Elgar – Strijkersserenade
J. Casterède – Sinfonia per archi
H. Rott – Symfonie voor strijkorkest
L. Weiner- divertimento nr. 1 opus 20
Sultan Abdulaziz Han – Gondol Sarkisi
E. Araci – Concerto voor viool en strijkers opus 4 ‘Bosphorus by Moonlight’
Stap in de Oriënt-Express en beleef de spannende muzikale reis vol nostalgie! De reis begint in the British Empire met de prachtige strijkersserenade van Elgar, waarna het denderen van de trein klinkt in de muziek van Casterède uit ‘La France’. Met de symfonie in Weense sferen van Hans Rott, die tijdens een treinreis een pistool op een medereiziger richtte om hem te verhinderen een sigaar aan te steken, omdat Brahms de wagon zou hebben volgestopt met dynamiet, lijkt de reis een heuse detective te worden zoals de roman ‘Moord in de Orient-expres’ van Agatha Christie. Onze treinreis wordt vervolgd met het divertimento van Weiner, dat het Hongaarse deel van de Donaumonarchie vertegenwoordigt en komt aan op de eindbestemming Constantinopel in het Ottomaanse rijk met een bijzondere compositie van de 32ste sultan Abdulaziz Han. Van hem zal het Ciconia Consort het zoete ‘Gondol Sarkisi’ ten gehore brengen. De reis wordt voltooid in het maanlicht aan de Bosporus.
Guus Veenendaal, historicus en specialist op het gebied van de geschiedenis der Nederlandse spoorwegen, zal tussen de muziekwerken door het verhaal vertellen van de legendarische treinreis, over het type mensen, bohémiens en artiesten, die deze reis maakten en de geheimzinnige sfeer rondom de treinreis in de 19e eeuw en begin 20ste eeuw.
Guus Veenendaal
Guus Veenendaal studeerde, in de voetsporen van zijn vader, geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Utrecht, met moderne geschiedenis en maritieme/koloniale geschiedenis als hoofdvakken. Hij promoveerde aan de Universiteit Nijmegen op het proefschrift De briefwisseling van Anthonie Heinsius, Raadpensionaris van Holland 1702-1720.
Sinds 1966 was hij verbonden aan het Bureau van de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis, het tegenwoordige Huygens Instituut. In 1981 werd Veenendaal aangesteld als visiting professor aan de universiteit van Baton Rouge, Louisiana, waar hij ook een tijd heeft gewoond.
De combinatie van zijn beroep als historicus en zijn belangstelling voor treinen en spoorwegen heeft geresulteerd in een indrukwekkende lijst boeken, standaardwerken en publicaties over geschiedenis van de spoorwegen, niet alleen in Nederland maar ook in Amerika. De volgende spoorboeken kwamen onder andere van zijn hand: Slow train to Paradise, De Ijzeren Weg in een Land vol Water, Railways in the Netherlands, Spoorwegen in Nederland, van 1834 tot nu (dit boek staat ook wel bekend als ‘De dikke Veenendaal’ en ‘De Bijbel’), De Nederlandse Stoomlocomotieven, Sporen naar het Front, Spoorwegen en Oorlog en Het Grote Spoorboek.
Edward Elgar (1857-1934) was zoon van een pianostemmer en -handelaar en organist van de katholieke kerk van Worcester. Dit religieuze, katholieke element zou een belangrijke invloed hebben op het oeuvre van Elgar. In het gezin werd veel gemusiceerd, hij leerde viool, altviool en orgel spelen. Ook kreeg hij muziekleer, zodat hij zich later kon ontwikkelen tot concertmeester, arrangeur en dirigent. Als componist was hij praktisch autodidact. Elgar bracht de Engelse klassieke muziek eind negentiende eeuw op een hoger en internationaal niveau. Ook zijn talent voor orkestratie werkte hier aan mee. Zijn bekendste werken zijn de ‘Enigma Variaties’ en de ‘Pomp and Circumstance Marches’. Elgar was hoogleraar in Birmingham en stond bekend om zijn kennis van en publicaties over Engelse literatuur. Hij bezat een opmerkelijke fascinatie voor woordspelingen, puzzels, palindrooms en mystificaties.
Zijn serenade voor strijkers (1892) is een van zijn vroegere werken en waarschijnlijk zijn eerste compositie die tot het standaard repertoire ging horen. Het heeft jeugdige charme, terwijl ook al verwijzingen en vaardigheden doorklinken van de latere componist Elgar. Het werk blijft een van de meest uitgevoerde werken van de componist.
Jacques Casterède (1926-2014) was Frans componist en pianist. Hij behaalde zijn baccalaureaat in elementaire wiskunde, voordat hij in 1944 aan het Conservatoire National Superieur de Paris ging studeren bij Armand FertAi?? (piano), Tony Aubin (compositie) en Olivier Messiaen (analyse). Hij won de Grand Prix de Rome in 1953 met zijn cantate ‘La bôte de Pandore’ (Pandora’s doos). Naast succesvol componist (hij schreef vele werken voor zowel orkest- als kamermuziekbezettingen) en virtuoos concertpianist, heeft hij zich ook aan het lesgeven gewijd. In 1960 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Conservatoire National Superieur de Paris. Op verzoek van de Chinese regering, werd hij professor compositie aan de Centrale Academie in Peking. Hij heeft talloze onderscheidingen ontvangen als componist, waaronder de Paris Civil Award in 1991, Charles Cros Award en Record Academy Award in 1995.
Kenmerkend voor zijn stijl zijn lange melodische lijnen en een rijke harmonische taal op zeer persoonlijke wijze tot uiting gebracht: “Ik ben uitgegaan van tamelijk traditionele muziek met een uitgebreide tonaliteit en heb me geheroriënteerd tot een grotere structurele vrijheid en bewustere samenhang door steeds vaker gebruik te maken van modale, chromatische en diatonische toonsoorten.” Een compositiemethode die aan de recente werken van de componist ongetwijfeld een poetische stemming geeft, met name in langzame delen.
Hans Rott ( 1858-1884) was een Oostenrijks componist. Zijn muziek is weinig bekend, maar sinds de herontdekking in 1989 van zijn symfonie in E-groot groeit wereldwijd de kring van bewonderaars. In zijn tijd kreeg hij vooral veel waardering van Bruckner en Mahler.
Zijn vader, acteur, raakte in 1874 door een ongeluk op het podium verlamd en moest zijn carriA?re opgeven. Hij stierf twee jaar later. Ondanks Rotts slechte financiële positie werd hij in 1874 toegelaten tot het conservatorium in Wenen. Men was zich van zijn kwaliteiten bewust. Hij studeerde piano bij Leopold Landskron, orgel bij Anton Bruckner, harmonieleer bij Hermann Grädener en compositie bij Franz Krenn. Zijn medestudenten compositie daar waren o.a. Mathilde Kralik, Gustav Mahler, Rudolf Krzyzanowski, Rudolf Pichler, Katharina House en Ernst Ludwig. Bij een compositieconcours ontvingen alle boven-genoemde studenten een prijs behalve Hans Rott. Rott beëindigde zijn studie compositie zonder diploma. Zijn getuigschrift vermeldde echter dat hij zijn examens met groot succes had afgelegd.
Toen Rott in september 1880 zijn Symfonie in E presenteerde aan een commissie om een staatsbeurs te verkrijgen, werd hij behalve door Bruckner hard afgewezen door alle juryleden (waaronder Brahms). Ook Hans Richter, dirigent van de Hofopera, wilde het stuk niet uitvoeren. Brahms deelde hem zelfs mede, dat hij geen talent had en de muziek zou moeten opgeven.
Rott werd beschuldigd van het stelen van boeken uit het Piaristenklooster, waar hij als organist bijverdiende. Later, toen hij al aan de waanzin ten prooi was gevallen, bleken deze beschuldigingen niet waar. Hij week uit naar Mulhouse, waar hij directeur van de koorvereniging Concordia kon worden.
Tijdens de treinreis in oktober 1880 naar zijn nieuwe werkkring sloeg echter de reeds sluimerende waanzin toe. Hij richtte een pistool op een medereiziger om hem te verhinderen een sigaar aan te steken ‘omdat Brahms de wagon volgestopt zou hebben met dynamiet’. Hierop werd Rott opgenomen in de psychiatrische kliniek van het ziekenhuis in Wenen en enkele maanden later overgebracht naar het provinciale krankzinnigengesticht van Nieder-Österreich. De diagnose was ‘hallucinatoire vervolgingswaanzin’. Rott bleef componeren in het gesticht; later echter ontwikkelde hij een diepe depressie en vernietigde enkele van zijn composities. Na verschillende zelfmoordpogingen stierf hij uiteindelijk aan tuberculose in 1884, nog geen 26 jaar oud. Van Hans Rott zijn circa 90 werken bekend.
De Hongaarse pianist Leo Weiner (1885-1965), pedagoog en componist LeA? Weiner was een tijdgenoot van Bartok. Hij studeerde bij Janos Koessler aan de Franz Liszt Muziekacademie in Boedapest, aan welk instituut hij later muziektheorie, compositie en kamermuziek doceerde. In Boedapest won hij vele prijzen, waaronder een Franz Liszt Beurs, de Volkmann Prijs en de Erkel Prijs, voor zijn compositie ‘Serenade opus 3’. Als componist werd Weiner sterk beinvloed door componisten als Beethoven en Mendelssohn. Weiners gevoel voor orkestrale kleuringen lijkt echter geënt te zijn op Franse componisten zoals Bizet. Een solide en behoudende benadering vormt de basis van zijn stijl met daarbij invloeden van de Hongaarse volksmuziek. Weiner voerde echter geen onderzoek uit naar muziek op de Balkan, zoals zijn tijdgenoten Bartok en Kodaly, maar paste een aantal elementen uit de volksmuziek toe, zonder zijn harmonisch-romantische idioom geweld aan te doen.
Abdulaziz (1830 Topkapi paleis Istanbul-1876) was de 32e sultan van het Ottomaanse rijk. Onder zijn bewind kwamen belangrijke vernieuwingen tot stand, in het bijzonder op het gebied van het onderwijs. Hij was ook verantwoordelijk voor het eerste Burgerlijk Wetboek van Turkije en moderniseerde de Turkse marine. In 1867 bezocht hij als eerste Turkse sultan West-Europa. Ontevredenheid over zijn bewind (en dan vooral over zijn verkwistende leven) leidde onder meer tot relletjes van theologische studenten in de hoofdstad (1876) en dwongen hem een constitutioneel gezinde regering te benoemen. Door de nieuwe ministers werd hij op 30 mei 1876 afgezet en vervangen door zijn neef Murat V. Hij overleed enkele dagen later in zijn cel. De officiële doodsoorzaak was zelfmoord, maar er zijn aanwijzingen dat het om een moord ging. Zijn compositie Gondol Sarkisi is geschreven in zogenaamde Euro-Ottomaanse stijl.
Dr. Emre Araci (1968 – heden) is een Turks muziekhistoricus, componist en dirigent, sinds 1987 woonachtig in Groot-Brittannië. Hij staat vooral bekend om zijn baanbrekend onderzoek naar Turkse muziek en dan met name de Europees Ottomaanse muziekpraktijk. Arace verbindt een veelzijdige muzikale carrière met zijn passies voor de kunst, architectuur, literatuur, geschiedenis en diplomatie, tot uiting gebracht met concerten, geïllustreerde lezingen, boeken, artikelen, cd-opnamen en documentaires, voornamelijk gericht op de Europese muziekpraktijk aan het Ottomaanse hof in de 19e eeuw.
Tijdens zijn studie aan de Universiteit van Edinburgh richtte Araci de ‘University Edinburgh String Orchestra’ op en initieerde de Emre Araci Compositieprijs die sinds 2000 elk jaar wordt toegekend aan een student compositie. Aan de Universiteit van Cambridge, een onderzoekscentrum voor Ottomaanse Studies groeide zijn belangstelling voor de Europese muziek van het Ottomaanse Rijk. In 1999 richtte hij een strijkorkest ‘The London Academy of Ottoman Court Music’ op die onder andere originele werken van de Ottomaanse sultans uitvoerden.
Araci maakte onder andere een historische reconstructie van ‘Inno Turco’ van Luigi Arditi, een Italiaans componist die Keizerlijke volksliederen componeerde in de Ottomaanse taal voor de sultan Abdülmecid I in Istanbul. Dit ‘Inno Turco’ werd in 1867 gezongen bij het Crystal Palace in Londen door een Brits koor van 1600 man in aanwezigheid van Sultan Abdulaziz, van wie de compositie Gondol Sarkisi gespeeld wordt.
Araci is auteur van zes boeken. Als spreker reist hij de hele wereld over en als dirigent werkte hij met Prague Symphony Orchestra, Musica Viva, Portuguese Symphony Orchestra en diverse Turkse orkesten zoals Istanbul State Symphony Orchestra, Antalya Opera en de Borusan en Istanbul Chamber Orchestras en Presidential Symphony Orchestra in Ankara. In Nederland gaf hij een optreden met het Amsterdam Sinfonietta in Nederland in aanwezigheid van HM Koningin Beatrix.