American Pioneers

American Pioneers

400 jaar Pilgrim Fathers

Ciconia Consort
Dick van Gasteren dirigent
Maarten van Rossem vertelt

400 jaar Pilgrim Fathers

Ciconia Consort
Dick van Gasteren dirigent
Maarten van Rossem vertelt


Donderdag 2 juli 2020, aanvang 20.15 uur
Pelgrimvaderskerk Rotterdam (Delfshaven)

Donderdag 9 juli 2020, aanvang 15.00 uur (zonder pauze, programma zonder Maarten van Rossem)
Paleiskerk, Paleisstraat 8, Den Haag


Programma
Arthur Foote (1853-1937) – Suite opus 63
Aaron Copland – Hoe down
Charles Ives (1874-1954) – Hymn, Largo Cantabile voor strijkorkest
George Antheil (1900-1959) – Serenade for string orchestra

Dit jaar is het 400 jaar geleden dat de Pilgrim Fathers vanuit Leiden naar Amerika trokken. Naar aanleiding van deze gebeurtenis speelt Ciconia Consort muziek van componisten die hun voetspoor volgden en hun geluk in Amerika gingen beproeven. Maarten van Rossem vertelt op de zijn bekende vlijmscherpe en gortdroge wijze over historische en actuele redenen van emigratie naar Amerika. De invloed van de Pilgrim Fathers, de Founding Fathers van de Verenigde Staten is tot op de dag van vandaag groot. Uit hun midden zijn later maar liefst 9 presidenten van de VS voortgekomen waaronder George Bush en Barack Obama.
De Pilgrim Fathers is een groep Engelse geloofspuriteinen, die naar Leiden vluchtten om te ontsnappen aan vervolging. Gedurende elf jaar wonen de Pilgrim Fathers in Leiden. De meesten kunnen niet aarden in het volgens hen losbandige Leiden en vertrekken in 1620 naar Amerika. Vanuit Rotterdam Delfshaven (Pelgrimvaderskerk) varen ze naar Southampton, waar ze zich voegen bij een grotere groep separatisten.

Aanvankelijk is de Amerikaanse klassieke muziek bijna uitsluitend Europees georiënteerd, zoals is te horen in de muziek van Arthur Foote. Langzaamaan ontwikkelen Amerikaanse componisten een heel eigen stijl. Zo geeft de beeldende muziek van Aaron Copland, geboren uit de Joods-Russische immigrantenfamilie Kaplan, als geen ander uitdrukking aan het eigen Amerikaanse geluid. Het ‘Amerikaanse’ aan het werk van veel componisten heeft te maken met herinneringen aan een wereld van hun voorouders. Charles Ives vult zijn muzikale wereld met een in de herinnering bestaand New England. De componisten van dit programma waren zelf stuk voor stuk pioniers van de Amerikaanse muziek.

Maarten van Rossem
Maarten van Rossem is een Nederlandse historicus, gespecialiseerd in de geschiedenis en politiek van de Verenigde Staten. Hij studeerde aan de Universiteit Utrecht en promoveerde op het proefschrift Het radicale temperament. De dubbele politieke bekering van een generatie Amerikaanse intellectuelen (1934-1953). Van 1997-2008 was hij bijzonder hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit Utrecht. Na zijn nuchtere commentaar op de aanslagen van 11 september 2001 werd hij aanvankelijk hevig bekritiseerd en vond men hem te relativerend. Door het Historisch Nieuwsblad werd hij gekozen tot Historicus van het jaar 2003 omdat hij ‘Nederlanders met veel humor historisch verantwoord door dit nare oorlogsjaar 2001 heeft geloodst’.
Maarten is regelmatig op TV te zien in o.a. De Wereld Draait Door en De Slimste Mens. Het programma Hier zijn de Van Rossems, waarin hij samen met zijn broer en zus een bezoek brengt aan steden, is zeer populair. In de zomer van 2008 werkte Maarten als gastredacteur mee aan de glossy vormgegeven Maarten! van het Historisch Nieuwsblad. Deze parodie op de trend van glossy’s van bekende Nederlanders was oorspronkelijk eenmalig. Maar het blad bleek dermate populair, dat het nu acht maal per jaar als een reguliere uitgave verschijnt. De Maarten! bevat informatieve en opiniërende artikelen en interviews.

ARTHUR FOOTE (1853 1937) was een Amerikaanse pianist, organist, componist en muziekdocent. Hij studeerde aan het New England Conservatory en Harvard College, bij John Knowles Paine. Als lid van de ‘Second New England School’ ook wel de ‘Boston Six’ genoemd, vormde hij samen met onder andere Paine, Parker en MacDowell, de eerste generatie componisten die hun opleiding in de VS kregen. Foote was ook de eerste die aan een Amerikaanse universiteit een Master in muziek behaalde.
Toen hij door Europa reisde, was Foote getuige van één van de eerste uitvoeringen van Wagner’s complete cyclus van de ‘Ring’ in Bayreuth in 1876. Hij schreef toen: ‘De nieuwe en bijzondere harmonische structuur beleefde ik als een openbaring’ (“What a revelation there was in the new
and strangely beautiful harmonic structure”).
Foote had veel bewondering voor de muziek van Brahms en Wagner en zette zich in om hun composities veelvuldig uit te voeren. In 1878 werd Foote benoemd tot organist van de Unitarian Church in Boston.
Hij bleef dat 32 jaar lang en was een van de oprichters van de ‘American Guild of Organists’. Hij was ook zeer actief als docent en schreef verschillende pedagogische werken, zoals Modern Harmony in its Theory and Practice (1905), samen met Walter R. Spalding. We kunnen Foote’s muziek beschouwen als ‘conservatiefromantisch’ en ‘Europees in Duitse traditie’. In zijn Suite in E major for string orchestra is zijn toewijding voor
religie en orgelmuziek duidelijk hoorbaar.

AARON COPLAND (1900 – 1990) was een Amerikaans componist, pianist, dirigent en muziekpedagoog. Hij was de zoon van Joodse immigranten uit Polen en Litouwen, de familie Kaplan. Na zijn muziekstudie bij Rubin Goldmark, vertrok Copland naar Parijs, waar hij drie jaar studeerde bij Nadia Boulanger wiens eclectische benadering van muziek zijn eigen brede smaak inspireerde. In deze tijd ontstond zijn verlangen om authentieke Amerikaanse muziek te schrijven. In het decennium dat volgde, verwerkte hij een reeks stijlen in zijn composities waaronder jazz, volksmuziek en Latijs-Amerikaanse muziek.
Vanaf begin jaren ‘30 slaagde hij erin om een zeer persoonlijke muzikale taal te ontwikkelen, toegankelijk voor een breed publiek. De open, langzaam veranderende harmonieën, zijn voor velen kenmerkend voor de klank van muziek uit de Verenigde Staten, die associaties oproept van weidse Amerikaanse landschappen en pioniersgeest. Copland werd vooral bekend vanwege zijn composities uit de jaren ’30 en ’40 in de door hem zelf genoemde ‘vernacular style’, zoals de balletten Appalachian Spring, Billy the Kid and Rodeo. Met zijn compositie Appalachian Spring won Copland in 1945 de Pulitzer Prize voor muziek. In hetzelfde jaar ontving hij de
‘New York Music Critics’ Circle Award’ en in 1950 de ‘Academy Award for Best Music’ voor zijn muziek bij de film The Heiress.

CHARLES IVES (1874 – 1954) was een avantgarde componist. Zijn vader gaf
hem les in harmonieleer en contrapunt, met een ruimdenkende benadering wat betreft theorie. Die houding stimuleerde de jonge Charles om met bitonale en polytonale harmonieën te experimenteren.
Al op zijn veertiende jaar werd hij kerkorganist en componeerde hij liederen voor de kerkdiensten. Na zijn afstuderen besloot Ives om geen
professioneel musicus te worden. Hij vreesde in zijn muziek te veel compromissen te moeten maken. In plaats daarvan ging bij werken bij een verzekeringskantoor. In zijn spaarzame vrije tijd componeerde hij, waarbij hij zich niets aan hoefde te trekken van de critici. Een zwakke gezondheid en hartproblemen zorgden ervoor dat hij in augustus 1926 zijn laatste
compositie, de song Sunrise, schreef. Zijn muziek is innig verweven met de
Amerikaanse cultuur, in het bijzonder met die van New England. Zijn composities bevatten dikwijls citaten uit volksmelodiëen, religieuze liederen, traditionele dansen en klassieke muziek uit Europa. De structuur
in zijn composities is vaak complex vol scherpe dissonanten, polytonale harmonieën, polymetrische constructies, experimentele toonclusters, aleatorische elementen en kwarttonen.
De muziek van Ives bleef lange tijd onbekend. Pas in zijn latere jaren ontdekte het publiek de kwaliteit ervan en werd hij erkend als een ‘oorspronkelijk’ Amerikaanse componist. In 1947 ontving hij de Pulitzer
Prize voor zijn Third Symphony (The Camp Meeting).

GEORGE ANTHEIL (1900 – 1959) was een Amerikaans avantgarde componist, pianist, schrijver en uitvinder. Hij was van half Poolse afkomst en studeerde compositie bij Ernst Bloch in New York. In 1922 vertrok hij naar Europa en vestigde zich in Parijs. Hier sloot hij zich aan bij een groep
van belangrijke vernieuwers in de kunst, met onder anderen Erik Satie, Jean Cocteau, Pablo Picasso, de ‘Groupe des Six’, en zijn grote voorbeeld Igor Stravinsky. Antheil presenteerde zich bij voorkeur als ‘enfant terrible’. Niet voor niets; zijn composities en uitvoeringen zorgden keer op
keer voor opschudding. Ezra Pound kwalificeert Antheil’s composities in zijn boek Antheil and the Treatise on Harmony als “the only ones that have given the music truly innovative impulses”. Pound schreef dit naar aanleiding van de première van het Ballet Mécanique (voor een bezetting
van 16 speciaal gesynchroniseerde staande piano’s, twee vleugels, elektrische klokken, xylofoons, grote trommels, een sirene en drie vliegtuigpropellers), waarmee de Amerikaan zijn roemruchte reputatie vestigde.
Tussen 1923 en 1927 was Antheil lid van ‘De Stijl’, een Nederlands kunststroming, waar ook Piet Mondriaan en Gerrit Rietveldtoe behoorden. Vanaf het moment dat hij naar de Verenigde Staten was teruggekeerd (1933), schreef hij vooral muziek voor fi lm en televisie. Zijn werk werd toen tonaler van karakter. Dat gold niet alleen voor zijn fi lmmuziek (in 1936 ging hij zelfs in Hollywood wonen), maar ook voor werken die hij schreef voor de concertzaal. In zijn latere jaren componeert hij in een meer romantische stijl en zijn invloeden te horen van Prokofiev en Shostakovich, alsook typisch Amerikaanse muziek, zoals jazz. Uit deze tijd stamt zijn
Serenade for String Orchestra (1948).
Antheil was niet alleen musicus. Hij publiceerde over criminologie en schreef een detectiveroman. Hij werkte samen met actrice Hedy Lamarr aan de uitvinding van frequency hopping; een techniek die heden ten dage wordt toegepast in vrijwel alle draadloze digitale communicatietechniek,
zoals gps, GSM, Bluetooth en wifi .